Artikel uit uitgave 2, 2012
De huidige Spanninga Groep levert niet alleen fietsverlichting aan alle toonaangevende fietsenfabrikanten in Nederland, maar ook autolamp-armaturen aan merken als Jaguar, Philips Verlichting en nog veel meer. De groep heeft eigen fabrieken, en doet volop mee in de research naar lichtopbrengst, productie en milieu. En natuurlijk doet Spanninga aan vormgeving, het hedendaagse verlichtingsbedrijf komt tenslotte voort uit een geslacht van zilver- en goudsmeden.
Zuinigheid met vlijt
Daar zit de wortel van het succes van Spanninga: zuinigheid met vlijt, en geduld, en zorgen dat je nooit afhankelijk bent van de banken. Zorgen dat je zelfs in de slechtste tijden op eigen kracht kunt overleven, zorgen dat je geld achter de hand hebt als zich een mogelijkheid aandient om de concurrent over te nemen. Omdat Spanninga een familiebedrijf is, hebben wij als lezers natuurlijk niks te maken met hun huishoudboekje, maar uit gesprekken met de huidige directeur en eigenaar (3e generatie) Feike Spanninga blijkt wel, dat het traditionele ‘business-model’ zonder geleend geld, de kracht van deze onderneming is, naast uiteraard goede producten en goed management. Zodoende kon Spanninga in 1992 het Franse verlichtingsbedrijf JOS s.a. (met de merknamen JOS en Cibié) overnemen. JOS zat in financiële nood, met de autolampen van Cibié waren ze al gestopt. Dankzij de overname door Spanninga en nieuwe investeringen in modernere autolampen maakt de Franse tak van Spanninga sedertdien weer winst. Spanninga zegt met tevredenheid: sinds 1970 hebben we elk jaar met winst afgesloten. Behalve JOS heeft Spanninga nog een hele reeks bedrijven en merknamen in de voertuig-verlichting overgenomen: Q-Lite in Taiwan (specialisten op het gebied van batterijen), Ekolight (oplaadbare fietslampen uit België) en Hella autolamp-armaturen. Feike Spanninga: “Bedrijven met minder dan 500 werknemers horen naar mijn overtuiging niet thuis op de beurs, omdat ze dan elk kwartaal verantwoording af moeten leggen aan hun aandeelhouders, en omdat er dan natuurlijk ook winstcijfers verwacht worden. Dat bemoeilijkt een strategie op langere termijn, zeg vijf jaar, ernstig. Als financier van je eigen onderneming kun je een veel slagvaardiger beleid voeren. Je kunt voor jezelf een pad uitstippelen waarbij je voor een bepaalde periode genoegen neemt met minder winst, maar met een beter vooruitzicht op de toekomst. Voor veel beursgenoteerde bedrijven is de bloei van het bedrijf en de zekerheid van de werknemers op lange termijn geen doelstelling meer. In plaats daarvan gaat het vaak om winst op de korte termijn en daarna de boel verkopen.” Dat is niet het familie-idee van Spanninga.
Hofleverancier
Bij de oude-fietsen-liefhebber is Spanninga vooral bekend door de reeks verchroomde messing achterlichtjes met merknamen. Het Fongers ‘kerkraam’ is een felbegeerd model in Nederland en Indonesië, en niet alleen voor eigenaars van een Fongers uit de betreffende periode. Maar er gaat een hele geschiedenis aan vooraf. Grootvader Hotso Spanninga (1894 -1974) stamde uit een geslacht van goud- en zilversmeden. In 1914 trok hij naar Amerika om daar in de leer te gaan bij Tiffany in New York. (Kleinzoon Feike heeft zijn grootvaders Amerikaanse vakbondsboekje nog). Terug in Nederland richtte Hotso een eigen bedrijf op. Spanninga had uit de Verenigde Staten nieuwe technieken mee naar Nederland gebracht, onder andere een methode om grote afdrukken in metaal te maken. Tot dusverre konden edelsmeden een munt of een penning slaan (onder een matrijs), maar veel groter dan dat kon het niet. Met de nieuwe ‘methode-Spanninga’ konden bijvoorbeeld ook grote reliëfs geslagen worden. Als voorbeelden had Hotso Spanninga bronzen portretten op natuurlijke grootte gemaakt van onder meer De Savornin Lohman, George Washington, de Friese parlementariër Frank van Eysinga en AR-voorman Abraham Kuyper. Het Koninklijk Huis was onder de indruk van de artistieke waarde van deze ontwerpen èn van de nieuwe techniek om dergelijke portretten te vervaardigen (de innovatieve waarde, zouden we nu zeggen). Op grond van deze prestaties werd Spanninga in 1922 door Koningin Wilhelmina de personele vergunning verleend tot het voeren van Harer Majesteits Wapen. In 1959 werd Spanninga hofleverancier met het recht tot het voeren van het Koninklijk Wapen.
Producten
In de jaren 30 was er vanwege de wereldwijde crisis niet veel vraag naar gouden en zilveren sieraden. Daarom richtte Spanninga zich (met zijn technische kennis en vaardigheden) op het maken van onder andere fiets- en autolampen, maar ook bijvoorbeeld melkzeven: ze konden er koper en messing drijven en dieptrekken. Goudsmid Spanninga werd Metaalsmederij Spanninga. Ze hebben er onder andere autolampen voor het oude merk Spijker gemaakt. De verchroomde fietsverlichting hebben wij op onze fietsen zitten of in onze vitrines liggen.
Na de Tweede Wereldoorlog waren er alleen in Nederland zo’n veertig(!) leveranciers van achterlichtjes: Koets, Widek, Lowy, Bibia, Philips, Miller, Fako, etc., maar de meeste gaven dat na korte tijd al weer op omdat ook toen degenen die het zakelijk het beste voor elkaar hadden, mochten blijven. Tijdens de Korea-oorlog (1950 – 1953) was het messing ‘op de bon’ en bovendien onbetaalbaar: in die jaren maakte Spanninga gegoten aluminium achterlichtjes. Toen het messing weer volop beschikbaar was, ontstond de meest bekende reeks Spanninga achterlichtjes: alle bekende fietsmerken behalve Gazelle (die hadden hun eigen ‘varkensneusje’). Feike: “Er zaten in die tijd twee dames speciaal om elk lichtje te poetsen voordat het in vloeipapier in een oude theekist verpakt werd om ze naar de fietsenfabriek te sturen. We hadden hier in Joure een Douwe Egberts fabriek van wie we de gebruikte theekisten kochten, goedkope verpakking, maar een onberispelijk product, hoogglans gepoetst en opgewreven, ook al wisten we dat ze bij Batavus door iemand met vuile handen op het spatbord gemonteerd werden. Zo was pake (= Fries voor opa).” De matrijs van het Fongers achterlicht is bewaard gebleven. Feike Spanninga is trots op dit ontwerp van zijn grootvader: het lichtvenster is net iets sierlijker dan het beeldmerk van Fongers zelf; de hand van de kunstenaar mocht er zichtbaar in zijn. Anders was het misschien zoiets geworden als het lichtje van Batavus. In 1966 kreeg Spanninga de opdracht om de verzekeringsplaatjes voor bromfietsen te maken, en dat doen ze op de huidige dag nog altijd.
Tweede en derde generatie
In 1968 werd Hotso Spanninga (na 50 jaar!) opgevolgd door zijn zoons Gatze en Gerben. Gerben Spanninga overleed enkele jaren later. Op zijn beurt gaf Gatze Spanninga in 1989 het stokje door aan de huidige directeur Feike Spanninga. In 1977 was Spanninga betrokken bij een experiment: schoolkinderen in de Noordoostpolder (vanaf Joure een steenworp over de Zuiderzeedijk) kregen ten gerieve van de verkeersveiligheid een reflector achter op hun fiets. Dat waren in eerste instantie rode reflectoren van bermpalen, maar Spanninga mocht meedenken en een fietsreflector ontwikkelen. Toen die het keurmerk NL-001 kreeg van de rijksdienst voor het wegverkeer, kon Spanninga meteen aan vrijwel de hele Nederlandse rijwielindustrie leveren. Ook toen besloten werd alle fietsen te voorzien van zijreflectie ontwikkelde Spanninga de cirkelreflector, en leverde die behalve aan de fietsenmaker ook (met een eigen huismerk) aan V&D, de Hema en Halfords. Tijdens de tweede generatie Spanninga verschoof de productie geleidelijk van metaal naar kunststof. Onder Feike Spanninga (3e generatie) werd veel ontwikkelingswerk gedaan. Niet alleen aan vormgeving en (kunststof) behuizingen, maar vooral ook aan lichtopbrengst, zichtbaarheid en zuinigheid. Aangezien Spanninga levert binnen verschillende landen van de Europese Unie, moeten alle verlichtingsproducten voldoen aan de uiteenlopende eisen van de afzonderlijke landen. En omdat het daglicht in Scandinavië nu eenmaal heel anders is dan in Spanje, lukt het binnen de EU nog niet erg om de voorschriften op één rijtje te krijgen.
Kijk op de wereld
Spanninga’s kijk op de wereld blijkt ook uit een aardige anekdote over een concurrent die een gepatenteerd Spanninga kunststof achterlichtje na liet maken in China, en het in Nederland aan de groothandel verkocht. Het lichtje viel door de mand omdat het wettelijk voorschrift destijds was dat je het ‘zonder gereedschap’ open moest kunnen maken om het peertje te vervangen. Spanninga had daarvoor een schroef met een extra brede gleuf waar een stuiver in past. De concurrent had een gewoon schroefje, en het rode kapje bleek bij nadere inspectie ook geen keurmerk te hebben. Spanninga sleepte hem voor de rechter en won: de concurrent moest zijn hele voorraad namaak-achterlichtjes laten vernietigen. Waarop Spanninga hem aanbood de hele partij van hem te kopen – natuurlijk bepaalde Spanninga zelf de prijs die hij er voor wilde geven, door de rechter aan Spanninga overgeleverd als de man was. Vervolgens liet Spanninga de lampjes vernietigen, om er zeker van te zijn dat ze niet langs de achterdeur alsnog op de markt kwamen, maar ook om de relatie met de concurrent te herstellen. Het wereldje is tenslotte klein, en je blijft elkaar tegenkomen.
Otto Beaujon