Artikel in uitgave 2, 2003
Lid worden van De Oude Fiets is zo moeilijk nog niet. Briefje invullen en klaar is Kees. Een fiets bemachtigen die er echt bij hoort is heel wat anders. Echt oude fietsen lijken zeldzaam te zijn. Jaren geleden had ik wat tijd om per trein en fiets op jacht te gaan naar oud en echt en kwam ergens in Brabant bij een grote fietsenboer een oude Batavus tandem tegen. Leek goed en compleet en een leuke aanschaf. Op zolder en in kasten vond ik nog mooie onderdelen die ik kocht. Voor de tandem zou ik later terugkomen met een auto. Enige weken later terug op de plek bleek de mogelijke aanwinst onvindbaar. Wel stond er nu ineens een oude fiets op dezelfde plek. Gegarandeerd van voor de oorlog. Slechte banden van obscure merken, vuil en vies, zadel, kettingkast en jasbeschermers kapot, lak en transfers verborgen onder roest en patina van decennia, enfin u kent het wel. Mooi stuur overigens, niet erg hoog opgetrokken maar ‘Batavus’ was mooi ingeslagen en het chroom was nog niet aan het bladderen. Geen tandem maar een fiets van Batavus, toch maar meegenomen naar huis.
Verrassing
Pas een half jaar geleden had ik tijd om er eens te kijken wat ik er mee kon doen. Bij een eerste inspectie en schoonmaakbeurtje kwam de verrassing; het was geen Batavus. Farenzo Waalwijk stond er met trotse letters op balhoofd, ronde buis en achterspatbord. Een fraai transfer met veel goud en een mooi wapenschild gaven cachet aan het rijwiel. Voorzichtig schoonmaken, demonteren, en goed zoeken naar lettertjes en cijfertjes leverde het vermoeden op dat het gelukkig wel een echt oud rijwiel was. Waarschijnlijk had eind jaren ’50 een grondige revisie en opknapbeurt plaatsgevonden. Stuur en trappers meldden als jaartallen 56 en 57. Dikke lakdruppels op allerlei plaatsen leken op een zwierig gebruik van de verfkwast te duiden. Het merk Peerless stond op koplamp, dynamo en kettingkast vermeld. De spaken zaten vastgeroest en -geverfd, een nieuwe spaak was nodig. Verder waren de wielen nog recht genoeg om zo te kunnen gebruiken. Frame, trappers, cranks, stuur, zadelpen, spatbordstangen, noem maar op, alles werd gericht, gepoetst, gevet, in de was gezet en wat er verder nodig was. Alle lagers zagen er nog perfect uit, vet en nieuwe kogels en afstellen maar. Zadel, kettingkast, elektradraad, bel, rubberblok van de bandrem voor en handvatten werden vervangen. Het freewheel – een enkel lager slechts – Union, made in England, heb ik gereviseerd maar niet gemonteerd. Een vast tandwiel leek me ook wel eens leuk om te proberen. Net als op m’n eerste fiets, lang geleden. Nieuwe banden van de vereniging gemonteerd. Alles weer gemonteerd en er was een fraai, recht en goed lopend rijwiel ontstaan.
Faro
Maar wat was het nu eigenlijk voor fiets? Maar eens gebeld met Waalwijk. Geen Farenzo in de gids, wel diverse fietsenmakers. Jan Kivits noemde zich nog rijwielhandel, dat leek me de een logische eerste keus. En inderdaad, vader Kivits wist wat van Farenzo af. Er was een fietsenmaker geweest die Faro heette. De dochter van de fietsenmaker leefde nog, die moet inmiddels ook al zo’n 87 zijn. Ze zal het vast leuk vinden iets te horen over de fiets. Gelukkig wist Kivits ook nog het telefoonnummer en na enthousiaste reacties was een afspraak om eens langs te komen snel gemaakt. Meteen bij binnenkomst was het al duidelijk, dit waren echte liefhebbers van de rijwielhandel. Mevrouw Faro, al heel lang Pruijssers, en haar dochter wonen nog altijd in de oude fietsenzaak. Foto’s van de zaak en de heer Faro hingen al in de gang. De oude winkel is nog goed herkenbaar inclusief het grote ‘balkon’ op kijkhoogte waarop vroeger een tweede laag fietsen te pronken stond. Mooie emaille platen aan de muur en zo nog wat zaken die aan de fietsenmakerij herinneren. Meteen komen de verhalen en de anekdotes los. De heer Faro was de oudste uit een gezin met 12 kinderen. Eerst werkte hij als machinist bij een fabriek in Waalwijk. Op een dag vroeg iemand of hij een buitenband voor zijn fiets kon bemachtigen. Dat kon Faro wel en toen de band was aangeschaft kwam de vraag of hij die ook kon monteren. Dat kon Faro best. De baas van de fabriek zag dat het wel erg handig gedaan werd. In een schuur had hij enige rijwielen staan die nodig aan een opknapbeurt toe waren. Dus vroeg hij of Faro dat kon doen. Ook dat lukte erg goed. Een paar dagen rijwielen maken leverde de jonge Faro meer geld op dan een hele week werken in de fabriek. Dus besloot de heer Faro op 20-jarige leeftijd als rijwielhersteller en -handelaar te gaan werken. En zo was het begonnen 1910. Na de mobilisatie 1914-1918 kon hij in 1920 de fietsenwinkel echt openen in Besoyen, een tot 1920 zelfstandig dorp bij Waalwijk. Later kwamen er benzinepompen, bromfietsen en taxi’s bij.
Altijd maar werken
Dat bracht altijd veel werk mee en nog veel meer uren. Vooral voor de benzine kon je voor een beetje omzet op de meest onmogelijke uren en in het slechtste weer uit je werk of bed gehaald worden: “Faro, gooi d’r maar voor een riksdaalder in”. “Werken is leven” was het motto van de heer Faro en daar leefde en werkte hij naar. Altijd lange dagen bezig voor de zaak, zes dagen per week en op zondagmiddag de administratie. Veel tijd voor het gezin was er niet. Opvoeding en gezelligheid schoten er nog wel eens bij in en werden aan de moeder overgelaten. Op zondag trouw naar de kerk maar aan familiebezoek of de gebruikelijke wandeling kon vader lang niet altijd meedoen. Maar veel geklaagd werd er niet over al dat werken. Het was natuurlijk overal zo en het leverde op den duur financieel een goed bestaan op. Niet in de eerste jaren, toen moest er nog gespaard en ge‹nvesteerd worden voor de zaak. Beter een nieuw vat carbid aanschaffen dan iets voor het huishouden. De zaak ging voor alles. Ook het gezin moest meehelpen in de zaak. Verkopen in de winkel was iets voor de dochters. Of fietsen halen en brengen voor reparaties, gewoon op de fiets en de andere fiets aan de hand er naast. Op maandag na de MULO haalde een van zijn dochters de afbetalingen voor de verkochte fietsen op. Een mooi systeem waar de klanten niets extra’s voor betaalden. De mensen betaalden trouw, er hoefde eigenlijk nooit op bijgelegd te worden. En als de fiets betaald was werd vaak de volgende weer aangeschaft.
Faro en zoon
Toen de enige zoon van school kwam ging hij meehelpen in de zaak. Faro was er zo fier op dat hij een zoon had dat hij dat in zijn fietsen wilde laten weten En zo bedacht hij het merk Farenzo in 1930. Met bijbehorende reclamespreuk: “Farenzo blijft het merk, dat zo degelijk is en sterk”. Het waren geen fietsen die zelf gemaakt of opgebouwd werden. Ze werden kant en klaar van Union in Dedemsvaart gekocht. Alleen de Union emblemen ontbraken. Daarvoor in de plaats werden de eigen transfers met naam en het wapen van Waalwijk aangebracht. Alle modellen van Union konden als Farenzo geleverd worden, dames, heren, transport- of kinderfiets, dat maakte niet uit. De prijs was onder die van de andere merken die de zaak voerde, dus ze werden goed verkocht. Het moeten er honderden zijn geweest. De andere merken waren Union, Batavus en Gazelle, die ook zeer goed verkocht. De fietsen kwamen in een sterk retourkrat (f 6,- per krat) aan per spoor. Het ‘Halvezolenlijntje’ liep toen nog door de Langstraat, het leer- en schoenencentrum van Nederland in die tijd. Vlakbij de zaak was het station van Besoyen. In Waalwijk waren ook toen al meer rijwielhandelaren. De onderlinge band was zeker goed, het waren collegae, niet echt concurrenten. Ze deden ook gezamenlijk dingen als fabrieken bezoeken en uitstapjes maken. Daarnaast was Faro lid van de Christelijke Bond van Rijwielhandelaren. Ook werd heel wat afgereisd, na de tweede Wereldoorlog onder andere naar de Monark fabriek in Zweden, de Mobylette fabriek in Frankrijk of later naar Garelli in Italië. Tot zijn 90e ging de heer Faro mee. Toen de brommers opkwamen gaf dat veel omzet. Voor Mobylette was Faro hoofddealer dus de Mobylettjes gingen er bij tientallen tegelijk uit naar de subdealers.
Klandizie
De rijwielzaak had een groot bereik aan klanten. Niet alleen uit grote delen van Waalwijk maar ook uit de omliggende plaatsen kwamen de klanten. De burgemeester kocht voor zijn gezin de rijwielen bij Faro. Fietsles kregen de dochters van de Rijwielhersteller zelf. Ook de pastoor van Besoyen en de kapelaans van Waalwijk kochten bij Faro. Damesfietsen waren het, wat de pastoor wel nodig had wegens zijn lange zwarte kleding, maar niet kon waarderen. Op een dag kwam er een keurig geklede heer naar fietsen informeren. Toen de koop gesloten was vroeg Faro waar de rekening naar toe moest. “Stuur maar naar de pastorie, Faro.”-“Hoe dat zo?”-“Kende mijn nie, Faro?” De kledingvoorschriften waren eindelijk veranderd voor de katholieke geestelijken en de pastoor was de eerste die er van profiteerde. Er werd ook geleverd aan de politie, altijd Gazelle’s, soms wel 30 tegelijk. Aan de marechaussee en de PTT werd ook goed verkocht. Met de PTT had Faro een contract voor het onderhoud van de fietscarriers. Vastgelegd was onder andere dat direct op eerste oproep een monteur zou komen als er een reparatie was.
Op een kwade dag in 1937 moest de zoon voor een probleem aan een bakfiets naar het postkantoor. Toen hij daar klaar was ging hij naar huis, zei dat hij hoofdpijn had. Vier uur later was hij overleden. Een enorme schok voor de familie. Daarna hield de heer Faro op met het merk Farenzo. Zonder zijn zoon had het merk geen bestaanrecht. De voorraad werd uitverkocht en voortaan werden alleen de andere merken nog verkocht. In de loop van de jaren kwamen er ook knechts bij in de zaak, die bleven vaak lang, 10 jaar en meer was heel gewoon. Ook de schoonzoons kwamen in de zaak, maar de heer Faro bleef toch wel het gezicht van de zaak en had nog altijd veel invloed op de gang van zaken. Hij was er dan ook altijd hard aan het werk. In 1975 stond in een krant een stukje over een fietsenmaker die ruim 60 jaar gesleuteld had, dat was vast een record. Uiteraard werd de krant uitgenodigd voor een beter artikel bij de nog immer actieve Faro. Die had er toen al 65 jaar op zitten. Tot een paar weken voor zijn overlijden heeft hij doorgewerkt, pas in de laatste jaren met wat vakantie. In 1980 overleed de heer Faro, 90 jaar oud. De zaak bestaat nog steeds, nu onder de naam Pruijssers, alleen nog als taxibedrijf. Faro’s dochters en kleindochter houden nog goed in de gaten of er nog steeds fietsen van de zaak rondrijden. De opvallende rood-zilveren Faro-stickers zien ze gelukkig nog steeds veel. Maar een Farenzo zien ze nooit. Die ene overgebleven Farenzo werd dan ook uitvoerig bekeken en gefotografeerd. Ze waren en zijn er nog steeds maar wat trots op.
Jan-Willem Kayser